De Kluis
type
restauratie
technieken
programma
polyvalente cultuurruimte
locatie
Sint-Martens-Latem
opdrachtgever
privé
status
voltooid
fotografie
FC Lama
​
De Latemse Kluis, het buitengoed van de Gentse Paters Dominikanen, dateert van de jaren 1930. Het werd opgetrokken in een bosrijk gebied, op gronden geschonken door de familie Gevaert- Minne. Het gebouw, ontworpen door E. Magerman, is zeer opvallend omwille van het ogivaal dak met driehoekige dakkapelletjes. De Latemse Kluis is niet beschermd, maar wel vastgesteld in de Inventaris Onroerend Erfgoed. Het gebouw is uniek omwille van zijn ligging, oorspronkelijke functie en architecturale verschijning.
Het voormalige buitengoed was lange tijd eigendom van de gemeente Sint-Martens-Latem die het als lokalen voor de plaatselijke jeugdbeweging gebruikte. In 2005 kwam het in private handen terecht. Het gebouw kreeg geen nieuwe invulling waardoor het in een sterk gedegradeerde toestand terecht kwam.
De Latemse Kluis heeft dankzij zijn unieke locatie, in het beboste Sint-Martens-Latem en nabij het museum Gevaert-Minne, bijzonder veel potentieel. Door een gedeelte van het gebouw als tentoonstellingsruimte in te richten, wenste de bouwheer de Latemse Kunst te ondersteunen. Het andere deel zou dienstdoen als woning.
De gelijkvloerse verdieping, die tot woning herbestemd werd, was samengesteld uit enkele donkere ruimtes. Om een betere lichtinval en aangename leefruimte te realiseren, werden in het luifelgedeelte twee glazen volumes ingebracht. Deze glazen volumes vervullen tegelijk een structurerende functie. Doordat ze als toegangen voor enerzijds de woning en anderzijds de tentoonstellingsruimte gelden, geven ze een duidelijke organisatorische structuur aan het gebouw.
Om de bijzondere structuur van het ogivaal dak volledig tot zijn recht te laten komen, werd op de verdieping de interne verdeling verwijderd. Op die manier ontstond er een architecturaal karaktervol en tegelijk evenwichtige ruimte die voor de organisatie van tentoonstellingen gebruikt kan worden.
Bij de integratie van de nodige technische installaties in het naakte volume werd steeds de intrinsieke architecturale kwaliteit van het gebouw voor ogen gehouden. Alle technische ingrepen gingen dan ook uit van een maximaal behoud van de eigenheid van het gebouw. Hierbij stonden vooral de twee belangrijkste erfgoedwaarden – het globaal uitzicht met ogivaal dak en het interieur van de zolder – voorop.